Fotosynthese of foto -energie -conversie is een integraal onderdeel van het leven op aarde. Wetenschappers blijven meer leren over hoe fotosynthese werkt en waarom het zo cruciaal is.
Een essentieel element van een fotosysteem is chlorofyl, dat licht absorbeert en zijn energie loslaat door meerdere reacties. Als gevolg hiervan bieden moleculen zoals ATP (adenosine trifosfaat) en NADPH cellen met energieopslagcapaciteit.
Licht
Fotosynthese is het proces waardoor planten lichte energie omzetten in chemische energie. Om dit te laten plaatsvinden, vereisen planten drie essentiële ingrediënten: water, koolstofdioxide en licht.
Zodra de plant deze ingrediënten absorbeert, kan het die energie gebruiken om voedsel te maken. Dit proces is essentieel omdat het cellen energie geeft om te groeien en zich voort te planten.
Fotosynthese vindt plaats in eiwitten die bekend staan als reactiecentra, die groene chlorofylpigmenten en andere gekleurde pigmenten/chromoforen bevatten (zie fotosynthetische pigmenten). Wanneer een foton een van deze chlorofylmoleculen raakt, zorgt het ervoor dat elektronen erin splitsen en zuurstof in de atmosfeer bevrijden.
Geïnformeerde elektronen passeren tussen tussenproducten die ATP- en NADPH -moleculen vormen en energie bieden voor reacties. Deze reacties brandstofredox (elektronische overdracht) reacties die glucose produceren – het primaire type suiker tankplanten.
Water
Fotosynthese is het proces waardoor groene planten en sommige andere organismen koolstofdioxide transformeren in glucose en zuurstof voor voedselproductie. Het gaat om een reeks reacties die koolstofdioxide omzetten in nuttige energie.
Fotosynthesiserende planten produceren hun eigen voedsel en verwijderen ook aanzienlijke hoeveelheden koolstofdioxide uit de atmosfeer. Dit helpt het atmosferische CO2 -niveau van de aarde ervan te weerhouden toeneemt.